Jury AICA Oorkonde 2017

Jury AICA Oorkonde 2017 v.l.n.r. Laura van Grinsven, Edo Dijksterhuis en Joke de Wolf

De jury voor de AICA Oorkonde 2017 is onlangs samengesteld en bestaat uit Laura van Grinsven, Edo Dijksterhuis en Joke de Wolf.

De AICA Oorkonde wordt dit jaar uitgereikt aan de beste tentoonstelling gehouden in Nederland in de periode 2014-2016. De jury nomineert drie tentoonstellingen die bekend zullen worden gemaakt tijdens de jaarvergadering eind mei. AICA leden kunnen vervolgens stemmen op de nominatie van hun voorkeur.

De AICA Oorkonde wordt wisselend uitgereikt aan een publicatie, een tentoonstelling en een instelling. In 2014 werd de AICA Oorkonde, categorie tentoonstellingen, toegekend aan de tentoonstelling The Temptation of AA Bronson in Witte de With.

Over de juryleden:

Laura van Grinsven schrijft over hedendaagse kunst en filosofie voor tijdschriften (Metropolis Mo.a.) en voor verschillende kunstenaars. Als docent kunsttheorie en filosofie is ze verbonden aan de opleiding BEAR(ArtEZ).

Edo Dijksterhuis denkt, praat en schrijft over beeldende kunst, design en film. Zijn schrijfsels zijn onder andere te vinden in Het Parool, Museumtijdschrift, De Filmkrant, Zuiderlucht en ArtSlant. Omdat ook hobby's een boek verdienen schreef hij onlangs De bierrevolutie (Terra, 2017).

Joke de Wolf studeerde kunstgeschiedenis en fotogeschiedenis in Amsterdam en Parijs, en schrijft wekelijks recensies over beeldende kunst- en fototentoonstellingen voor Trouw, soms ook over films of boeken, en voor De Groene Amsterdammer of andere media.

Open Oproep 'Ruimte voor Ontwerpkritiek'

Vooruitstrevende architectuur, vormgeving en digitale cultuur zijn gebaat bij actuele en pluriforme ontwerpkritiek. Ontwerpkritiek zorgt voor groei van kwaliteit binnen de ontwerpende sectoren, waar hoogwaardige peer-review steeds minder aanwezig is. Veel toonaangevende ontwerpkritiek platforms verkeren, mede door digitalisering van het medialandschap, in een moeilijke financile situatie of zijn de afgelopen jaren zelfs opgeheven. Hierdoor is een tekort aan hoogwaardige pluriforme ontwerpkritiek ontstaan.

Het Stimuleringsfonds roept bestaande en opkomende initiatieven op om redactionele modellen in te dienen die het experiment aanjagen en die diverse perspectieven betrekken bij de versterking van kwaliteit en draagvlak van ontwerpkritiek. Indienen kan tot en met woensdag 10 mei 2017.

Op maandag 10 en dinsdag 11 april organiseert het fonds tevens een spreekuur waarin u ideen, vragen en opmerkingen over de oproep kunt voorleggen aan een fondsmedewerker.

 
Met deze eenmalige Open Oproep wil het fonds experiment en vernieuwing aanjagen binnen kritische reflectie, debat en beschouwing. Belangrijke vragen daarbij zijn:

Welke productie- en distributiemodellen versterken de interactie tussen ontwerpers, critici, onderzoekers, gebruikers of opdrachtgevers?

Hoe kan een levendig debat worden aangemoedigd waarin het ontwerpveld en de maatschappij nauw zijn verbonden?

Hoe kan de beleving van ontwerp in het dagelijks leven beter worden bevraagd met en toegankelijk worden gemaakt voor een breder publiek?

Met een beschikbaar budget van 60.000 is het streven minimaal 3 voorstellen en maximaal 5 voorstellen te selecteren voor ondersteuning.

Klik hier voormeer informatie.

Even voorstellen… Alexander Mayhew

Onder de leden van AICA Nederland bevinden zich onder meer kunsthistorici, curatoren, academici en schrijvers. Wie zijn zij? Waar zijn zij mee bezig? Graag stellen we ze aan jullie voor. Met vandaag: Alexander Mayhew.

Wanneer schreef je voor het eerst over kunst?
De eerste keer dat ik over kunst schreef was tijdens mijn studententijd -ik studeerde Rechtsgeleerdheid en Kunstgeschiedenis in Leiden. Ik werd meteen in het diepe gegooid door voor de website galeries.nl een maand lang elke dag over een ander kunstwerk te schrijven. Het was een hele goede oefening. Al snel ging ik schrijven voor Tubelight en werd ik redactielid. Toen ik op een gegeven moment per abuis over dezelfde tentoonstelling als iemand anders had geschreven, stuurde ik het stuk op goed geluk naar Metropolis M, die het tot mijn grote verbazing en blijdschap wilden plaatsen. Sindsdien ben ik regelmatig ook voor dit kunsttijdschrift gaan schrijven.

In 2015 opende je samen met Jaring Durst Britt een galerie in Den Haag; Durst Britt & Mayhew. Betekent dit dat het schrijven nu op een lager pitje staat?
Als galerie maken wij vijf tot zes tentoonstellingen per jaar naast de deelname aan ongeveer acht beurzen. Jaring en ik vinden het belangrijk dat tentoonstellingen en beurspresentaties begeleid worden door een goede tekst. Een galerie vormt immers een broedplaats voor jong talent, met wie bezoekers veelal voor het eerst kennis maken. Het is daarom van belang dat het werk binnen een bepaalde context wordt geplaatst. Dit doen wij door bij elke tentoonstelling een hand-out te produceren waarvoor wij een criticus of curator uitnodigen een inleidend essay of interview te schrijven. Als galeriehouder schrijf ik dus nog steeds veel, maar het is een andere exercitie, eerder beschrijvend en informatief dan kritisch. Bovendien hanteren wij het Engels als voertaal. Desondanks mis ik het schrijven als onafhankelijk criticus en probeer ik zo nu en dan wat te publiceren. Zo schreef ik recentelijk nog een stuk over Jordan Wolfson voor Metropolis M.

Hoe ben jij in aanraking gekomen met AICA?
Na het geven van een lezing bij de Appel over het werk van Claire Fontaine, werd ik door AICA Nederland voorzitter Robert-Jan Muller benaderd om plaats te nemen in de jury van de AICA Oorkonde, die dat jaar in 2012- werd uitgereikt aan een publicatie en werd gewonnen door YVI Magazine. Vervolgens werd ik bestuurslid en zat ik in 2014 in de jury van De Prijs voor Jonge Kunstkritiek.

Hoe sta je tegenover het huidige veld van kunstkritiek?
Ik vind het jammer dat zo weinig van de recensies die je leest in toonaangevende kranten en tijdschriften gaan over tentoonstellingen bij kleinere instellingen en galeries. Ook merk ik dat er nog steeds buitengewoon veel aandacht aan Amsterdamse instellingen wordt gegeven, terwijl instellingen uit andere steden, zoals bijvoorbeeld Den Haag, juist veel te bieden hebben. Den Haag staat bekend om zijn hoge concentratie kunstenaarsinitiatieven. Mede daarom hebben wij samen met NEST en 1646 onlangs The Hague Contemporary in het leven geroepen, een organisatie die een selectie presenteert van de meest interessante Haagse hedendaagse kunstplekken, onder meer in de vorm van een digitale en fysieke tentoonstellingsagenda.

Welke kunstinstelling, tentoonstelling, boek of artikel is jou recentelijk opgevallen en waarom?
Onlangs heb ik in Londen bij de Photographers Gallery een erg intrigerende tentoonstelling gezien, Feminist Avant-garde of the 1970s. Krachtig en inspirerend fotografisch werk van 48 internationale vrouwelijke kunstenaars. Het vuur waarmee deze werken zijn gemaakt is nog lang niet gedoofd. Zeer emancipatoir en politiek gengageerd. Waar ik op dit moment erg benieuwd naar ben is de tentoonstelling van Lee Bontecou in het Gemeentemuseum Den Haag. Het is goed om te bemerken dat het Gemeentemuseum relatief veel aandacht schenkt aan het tonen van vrouwelijke kunstenaars.

Even voorstellen… Arjan Reinders

Onder de leden van AICA Nederland bevinden zich onder meer kunsthistorici, curatoren, academici en schrijvers. Wie zijn zij? Waar zijn zij mee bezig? Graag stellen we ze aan jullie voor. Met vandaag: Arjan Reinders.

Wat is jouw verhouding met kunst?
Na de kunstacademie in s-Hertogenbosch studeerde ik kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Ik liep stage in het Stedelijk Museum Amsterdam en was een aantal jaren redactielid van het kunsthistorisch kwartaalblad Simulacrum. Daar ontdekte ik dat ik het heel fijn vind om inhoudelijk en aansprekend over kunst te schrijven. Aan het einde van mijn studie ging ik aan de slag als kunstcriticus bij Het Parool. Sindsdien schrijf ik over kunst voor kunsttijdschriften zoals Kunstbeeld en Museumtijdschrift, maar ook voor de Groene Amsterdammer, en soms voor kunstinstellingen. Ik heb ook voor een galerie en een kunstenaarsinitiatief gewerkt, heb Studium Generales georganiseerd en ik was een tijdje persvoorlichter in het Stedelijk Museum. Heel divers, eigenlijk.

Waar ben je momenteel mee bezig?
Ik ben net begonnen als kunstredacteur bij de De Wereld Draait Door. De tv is weer een hele andere wereld, die ook weer een andere manier van werken vereist: het is snel en direct, en je hebt een gigantisch bereik. Het is voor mij een geweldige uitdaging om zo veel mogelijk goede en interessante kunst onder de aandacht te brengen bij het grote publiek, dagelijks zon 1,5 miljoen kijkers. En het is best uniek dat dat kan bij een programma als DWDD, zeker als je bedenkt dat sommige kranten niet eens meer een kunstredacteur in dienst hebben. Een geweldige kans dus.

Waarom ben je lid geworden van AICA?
Ik ken AICA al heel lang, maar ik had het idee dat je al enorm veel ervaring moest hebben om aanspraak te kunnen maken op het lidmaatschap. Maar dat blijkt reuze mee te vallen. Toen Marga van Mechelen, AICA lid en oud-docent van mij, me hier jaren geleden op wees ben ik meteen lid geworden. Naast het gemak van een pas die je gratis toegang biedt bij de meeste musea, vind ik het heel belangrijk dat er in Nederland een platform voor onafhankelijke kunstkritiek bestaat. Goede, gedegen kunstkritiek staat onder druk, het is ontzettend belangrijk dat er een vereniging is die daarop toeziet en initiatieven ontwikkelt om de kunstkritiek in Nederland levendig en scherp te houden. Daarnaast is er ook een sociaal aspect, je leert collegas kennen, ook van verschillende generaties heel waardevol. Het zorgt voor cohesie binnen de vakgroep, je werkt immers allemaal aan hetzelfde doel.

Sinds afgelopen zomer ben jij ook bestuurslid. Waar wil jij je voor inzetten?
Naast de normale bestuurlijke werkzaamheden, wil ik me vooral richten op het vergroten van de bekendheid en zichtbaarheid van AICA, onder meer via sociale media, maar ook door het organiseren van prikkelende, informele bijeenkomsten, zoals de AICA Salons. Binnen de kunstwereld zouden meer mensen zich bewust mogen zijn van het bestaan en het belang van AICA, maar ook jonge kunstcritici moeten weten dat AICA een platform is dat je in contact kan brengen met veel interessante mensen.

Welke kunstinstelling, tentoonstelling, boek of artikel is jou recentelijk opgevallen en waarom?
De huidige tentoonstelling van Fiona Tan in Museum De Pont in Tilburg. Ik interviewde Fiona Tan recentelijk voor Museumtijdschrift. Haar 77 minuten durende film Ascent gemaakt van ruim vierduizend gevonden fotos van de berg Fuji is prachtig. Verder is Jordan Wolfson in het Stedelijk Museum niet te missen. We hadden onlangs een item van hem in de DWDD.

Sunday Seminar: fotografiekritiek en de receptiegeschiedenis van Ed van der Elsken

De receptiegeschiedenis, waaronder het onderzoek naar tentoonstellingsrecensies, vertelt ons veel over de ontwikkeling van een kunstdiscipline. Hoewel het Stedelijk Museum fotograaf Ed van der Elsken al volgt sinds de jaren 50 en inmiddels zijn derde grote overzichtstentoonstelling organiseert, is het pas sinds de jaren 80 en 90 dat zijn werk met enige zwaarte in de kunstkritiek behandeld wordt. Hoe hebben critici naar zijn werk gekeken en hoe is hun visie erop in de loop der tijd veranderd?

Tijdens deze middag in het Stedelijk Museum Amsterdam lichten auteurs van Tussen kunst en document. Fotografiekritiek in Nederland 1980 – 2015 Frits Gierstberg en Anne Ruygt hun conclusies toe van hun onderzoek naar de ontwikkeling van de Nederlandse fotografiekritiek sinds 1980. Conservator Hripsim Visser zoomt in op de receptiegeschiedenis van Ed van der Elsken. Schrijver Roel Bentz van den Berg zal een voordracht houden van zijn bespreking uit 1995 van Van der Elskens liefdesfotos, zoals opgenomen in Tussen kunst en document. Met criticus Taco Hidde Bakker gaan de auteurs in gesprek over actuele ontwikkelingen in de fotografiekritiek, met als uitgangspunt de vraag: welke perspectieven zijn denkbaar voor een hedendaags begrip van het werk van Van der Elsken?

Dit programma is samengesteld met steun van nai010 uitgevers naar aanleiding van de publicatie Tussen kunst en document. Fotografiekritiek in Nederland 1980 2015 (Frits Gierstberg en Anne Ruygt, nai010 uitgevers, 2016).

Tussen kunst en document is een bloemlezing van de mooiste fotografiekritieken van de afgelopen vijfendertig jaar, met bijdragen van onder anderen Hans Aarsman, Hans den Hartog Jager en Maritte Haveman over bekende fotografen als Robert Frank, Nan Goldin en Allan Sekula en over onderwerpen als World Press Photo, de plek van amateurfotografie en de fotograaf als luie schilder.

Deze publicatie is het negende deel in de elfdelige reeks Kunstkritiek in Nederland 1885-2015, een initiatief van dr. Peter de Ruiter (Rijksuniversiteit Groningen) en dr. Jonneke Jobse (voorheen VU) en uitgegeven door nai010 uitgevers. De reeks is mede mogelijk gemaakt door de genereuze steun van het Prins Bernhard Cultuurfonds en AICA Nederland.

Na afloop is de publicatie verkrijgbaar voor 34,95. Bij aankoop van twee delen uit de reeks geldt een speciale korting van 10 euro.

Sunday Seminar
Datum: 12 februari 2017
Tijd: 15:00 – 16:30
Locatie: Teijn Auditorium, Stedelijk Museum Amsterdam
Reserveren kan hier.

AICA Salon + Nieuwjaarsborrel

naamloos

Het museum: zuurstof voor de stad?
met Steven ten Thije, auteur van Het geëmancipeerde museum

Dinsdag 10 januari
Locatie: Arti et Amicitiae, Rokin 112, Amsterdam
Aanvang: 17.30 uur
Toegang gratis

AICA Nederland nodigt u van harte uit om samen met het AICA-bestuur het glas te heffen op het nieuwe jaar. De Nieuwjaarsborrel vindt op 10 januari plaats in Arti et Amicitiae, en wordt vooraf gegaan door een nieuwe AICA Salon, over het belang van kunstmusea in een samenleving die steeds meer uiteenvalt.

Gastspreker is Steven ten Thije, kunsthistoricus, onderzoeker en verbonden aan het Van Abbemuseum als coördinator van de Europese museumconfederatie L'Internationale. In opdracht van het Mondriaan Fonds schreef hij het essay Het geëmancipeerde museum, 2016 (voor 8,99 te koop via Bol.com). Volgens Ten Thije nestelen de spanningen tussen hoog en laag, nieuwkomer en autochtoon, rijk en arm zich stilletjes als betonrot in de fundamenten van het museum.

Roos van der Lint, kunstredacteur bij De Groene Amsterdammer, gaat hierover met hem in gesprek.

Aansluitend proosten we op het nieuwe jaar. Ook kan er gedineerd worden in de sociëteit (op eigen kosten, normaal alleen mogelijk voor Arti-leden). Hier is een beperkt aantal plaatsen voor gereserveerd, dus op de avond gelieve tijdig aan te geven als u mee wilt eten.

Programma AICA Salon & Nieuwjaarsborrel:
Inloop: 17.00 uur
Aanvang: 17.30 uur
Borrel: 18.15 uur
Diner: 19.00 uur

Winnaars Prijs voor de Jonge Kunstkritiek 2016

15591594_1002033726567355_6105400656064689236_oDe winnaars van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek 2016 zijn op vrijdag 16 december jl. bekendgemaakt, tijdens de feestelijke uitreiking in het M HKA Antwerpen.

Laurie Cluitmans won de hoofdprijs in de categorie Essay en Brenda Tempelaar mocht in de categorie Recensie de hoofdprijs in ontvangst nemen.

uitnodiging-de-prijs-voor-de-jonge-kunstkritiek-2016-722x1024hoofdprijs 
Essay
Laurie Cluitmans
Zij ontvangt een geldprijs van 2.500 euro, een jaar lang begeleiding van Sven Lütticken, een jaarlidmaatschap van AICA Nederland en een jaarabonnement van H ART magazine. Bovendien wordt haar essay gepubliceerd in De Groene Amsterdammer.

hoofdprijs
Recensie 

Brenda Tempelaar
Zij ontvangt een geldprijs van 2.500 euro, een jaar lang begeleiding van Sandra Smallenburg, een jaarlidmaatschap van AICA Nederland en een jaarabonnement van H ART magazine.

Julia Mullié wordt uitgenodigd tot het schrijven van een tekst voor de Prix de Rome 2017 en Sébastien Hendrickx krijgt een schrijfopdracht voor Metropolis M, waarvoor hij een bekostigde internationale reis mag maken. Sophia Zürcher ontvangt een begeleidingstraject van De Nieuwe Garde en haar winnende essay wordt op Knack.be gepubliceerd. Het essay van Nele Wynants is hier na te lezen en zal worden vertaald en gepubliceerd op de internationale AICA website.

Alle genomineerden worden lid van de Appel Club en Club Witte de With en krijgen een jaarabonnement aangeboden door Metropolis M.

In de categorie Innovatieve Kritiek zijn twee stimuleringsprijzen toegekend, aan Evelyn Simons en aan Stefan Ruitenbeek en Kate Sinha. De jury wil hen graag aanmoedigen hun innovatieve praktijk verder te ontwikkelen, waarvoor een bijdrage aan hun praktijk wordt aangeboden in de vorm van een mentor, werkbijdrage en/of cursus naar keuze.

Uit het juryrapport: “Laurie Cluitmans schreef met ‘De mogelijkheid van een tuin’ een lyrische reportage over de tuin van de overleden cineast Derek Jarman. Ze verweeft haar eigen observaties soepel met passages uit Jarmans leven en met achtergronden over zijn films, maar ook met verwijzingen naar maatschappelijke ontwikkelingen. Voor haar prachtige, liefdevolle essay beloont de jury Laurie Cluitmans met de hoofdprijs.”

“Brenda Tempelaar schreef met ‘Een verschil dat je niet kunt zien’ een uiterst origineel stuk, dat op slimme wijze een aantal recente ontwikkelingen met elkaar verweeft: het ontslag van Lorenzo Benedetti bij de Appel, zijn samenwerking met het kunstenaarsduo gerlach en koop en de tentoonstelling van gerlach en koop in het Bonnefantenmuseum. Het is een tekst die de jury meerdere keren wilde teruglezen omdat hij hier en daar wat cryptisch was, maar ook een tekst die bij iedere lezing een stukje beter werd. Dat zegt iets over de gelaagdheid van deze recensie, die vol mooie observaties zit. De jury kent Brenda Tempelaar daarom de hoofdprijs toe.”

De Prijs voor de Jonge Kunstkritiek is een stimuleringsprijs voor een nieuwe generatie critici en essayisten uit het Nederlands taalgebied, die schrijft over hedendaagse beeldende kunst. De prijs is een initiatief van de Appel arts centre Amsterdam, Witte de With Center for Contemporary Art Rotterdam en het Mondriaan Fonds, in samenwerking met Stedelijk Museum Amsterdam, STUK – Huis voor Dans, Beeld en Geluid Leuven, M HKA – Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen en Van Abbemuseum Eindhoven.

Verbeeldingen van de werkelijkheid: verleden, heden en toekomst in een fictioneel kader

door: Nele Wynants, winnaar 'basisprijs' categorie Essay van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek 2016

Fictief museum

‘Vandaag de fantastische expo bezocht van Thomas Bellinck – een aanrader !!’ twitterde Guy Verhofstadt op 29 mei 2013. Met zijn lofbetuigingen verzekerde de liberale fractieleider in het Europees Parlement het project van de jonge kunstenaar van een ruime media-aandacht. Bellincks tentoonstelling Domo de EÅ­ropa Historio en Ekzilo plaatst de bezoeker meer dan een halve eeuw vooruit in de toekomst, om vanuit het perspectief van het jaar 2063 terug te kijken naar het begin van de eenentwintigste eeuw. In opeenvolgende etappes schetst de tentoonstelling de opgang, het hoogtepunt en het verval van de Europese Unie en biedt zo een ontwrichtende terugblik op het Europa van vandaag. De expositie werd voor het eerst opgebouwd in een leegstaand pand in de Brusselse Europawijk, op een boogscheut van waar binnenkort het ‘echte’ House of European History de deuren zal openen – een grootschalig museum rond de geschiedenis van de Europese Unie. Bellinck maakte alvast zijn eigenzinnige versie van de denkoefening.

Domo de Eŭropa Historio en Ekzilo (‘Huis van de Europese Geschiedenis in Ballingschap’) is een bureaucratisch labyrint. De vorm herinnert aan een ouderwets herdenkingsmuseum. Op zijn eentje dwaalt de bezoeker langsheen gedateerde vitrines met stoffige poppen, oude landkaarten, maquettes en gadgets zoals een vergeeld charter van de Nobelprijs voor de Vrede en ingekaderde richtlijnen over de minimumlengte van bananen, tomaten en preistengels. In Esperanto, Engels, Frans en Nederlands kan de bezoeker lezen hoe de EU-periode van ‘Lange Vrede’ gedomineerd werd door corruptie, commerciële lobby en eigenbelang. Ondanks de verwoede pogingen van de Europese politici om de unie bij elkaar te houden via handelsakkoorden, wetgevingen en richtlijnen – die dan in dertig verschillende talen vertaald dienden te worden – kwamen er scheuren in de Unie die in Bellincks ‘museum van de toekomst’ uiteindelijk ergens in de jaren 2060 barst. Het museum is opgezet door de ‘Vrienden van een Herverenigd Europa’ ter herdenking van dit utopisch Europees project.

Read more

Winst- en verliesrekening van de recensent – door Sandra Smets

holymanandtiger-40cmx
Jan Hoek, Holy Man and Tiger, 2016, fotoprint, 40 x 27 cm, collectie kunstenaar. Foto: Stedelijk Museum Schiedam

Een paar weken geleden zat ik in Stampa, een talkshow in W139 georganiseerd door Sacha Bronwasser en Bob Witman, bij het onderdeel ‘Het Weerwoord’. Daarin gaan een recensent en gerecenseerde in gesprek. Dit keer ging het om mijn recensie in NRC van de tentoonstelling van Jan Hoek in het Stedelijk Museum Schiedam, die ik in het kader van het sterren- of ballensysteem één bal had gegeven.

Kort samengevat: Jan Hoek maakt fotoportretten van zwakkeren uit de samenleving die hij respectvol wil portretteren, schoonheid en allure wil schenken, en daarmee de grenzen van de geijkte schoonheidsidealen wil oprekken. Toen ik door de tentoonstelling liep, had ik het gevoel dat het tegenovergestelde gebeurde, en ik een galerij zag van mensen die waren geselecteerd op het feit dat er iets met ze aan de hand is. Zodoende heb ik de morele kaart getrokken, zoals Sacha het noemde.

Op mijn recensie in juli hoorde ik niets, tot mijn verbazing, niet wetende dat deze kunstenaar – zelf schrijver – via een oproep op Facebook een onderzoek was begonnen: hoe vergaat het kunstenaars die een vernietigende of één-ster-recensie krijgen in een krant? Hij sprak Marc Mulders en Erwin Olaf, en enkelen uit andere artistieke vakgebieden. Dat stuk plaatste hij op Vice. Zijn conclusie was dat die kunstenaars er nog steeds waren, niet hadden geleden onder de negatieve besprekingen, en dat het voor hem dus ook wel zou meevallen. Ik denk dat hij gelijk heeft. Hij is iemand die de controverse opzoekt en als dan iedereen je kunst oké vindt, slaag je daar in zekere zin niet in. Misschien heb ik hem wel een gunst bewezen? Deze negatieve recensie heeft hij bovendien via zijn onderzoek positief ingekapseld, in zijn voordeel omgezet. Dat is zeker een compliment waard.

Wat me in zijn artikel opviel was dat hij moeite had gehad om recensies met één ster te vinden. Je kunt er inderdaad niet op zoeken online, maar ik denk dat er toch heel wat van zijn. Ikzelf was er bijvoorbeeld al een vergeten: de middag voor de talkshow was ik even bij mijn ouders en mijn vader zei ‘o ja, dat heb je eerder gedaan, één ster’. Mijn moeder haalde de knipselmap erbij en zowaar: een vernietigende recensie – ik heb het niet willen onthouden. Het was namelijk erger dan die voor Jan Hoek omdat het nu geen kunstenaar betrof die controverse opgezocht, maar die een diep persoonlijk rouwproces had omgezet in schilderijen. Schilderijen waarvan ik in de krant schreef dat ze oppervlakkig waren. Mijn vader wist nog dat ik ermee in mijn maag had gezeten en de redactie had gebeld om te overleggen of dit zinvol en terecht was. Zo geschiedde. En natuurlijk kreeg ik boze lezersbrieven dat ik harteloos was.

Toch werpt dat bij mij de vraag op of zulke recensies wel moeten. Je doet iemand wat aan, wat heeft het precies voor zin? Natuurlijk, treed je in het publieke domein met je werk, dan kan dat gebeuren. Maar is dat genoeg argumentatie? Levert het wat op? Ik vermoed dat als je de kunst terzijde laat liggen waar je één of twee ballen aan zou geven, en je je enkel richt op positiever verhalen, dat een verslapping ontstaat in de berichtgeving. Dan is alle kunstjournalistiek of -kritiek een pr van de kunstwereld. Die brave aanpak detoneert bij andersoortige serieuze journalistiek.

Er zitten natuurlijk nadelen aan het huidige systeem. Hoe vat je een tentoonstelling samen in ballen? Problematisch is ook het beperkte aantal woorden. Ik legde Jan Hoek uit dat ik niet per se bedoel dat hij harteloos was in de tentoonstelling maar dat verschillende verhaallijnen en strategieën tegen elkaar in werkten. Hierdoor werd het effect bewerkstelligd dat ik vond dat de mensen werden geëtaleerd op hun gebrek. Het is ‘ik’ in de tentoonstelling en ik beschrijf wat ik daar zie. Waarbij ik me kan voorstellen dat je strenger bent in een moreel oordeel dan wanneer het formele kritiek betreft. In korte recensies is het overigens voor een kunstenaar moeilijker om er inhoudelijk belang uit te halen. Een doelstelling is natuurlijk toch, hoop ik, om iets te analyseren op zo’n manier dat ook de kunstenaar er baat bij heeft. Ik weet niet of dat kan in die beperkte ruimte.

Het onderzoek van Jan Hoek ging vooral over de gevolgen van de externe waardering, een benadering die lijkt aan te sluiten bij een onderzoekspresentatie afgelopen maand van Monika Kackovic, econoom bij de UvA. Zij promoveerde vanuit economisch perspectief op hoe externe waardering van belang is bij het succes van kunstenaars. Haar conclusie is dat maatschappelijk succes afhangt van externe factoren zoals een gerenommeerde galerie, expositie, recensies. Die drie samen werken beter, dan bijvoorbeeld drie exposities of een expositie met drie recensies.

Dus in hoeverre heeft kunstjournalistiek in plaats van een inhoudelijke nu meer een economische betekenis gekregen? Is ze iets geworden dat vooral gevolgen heeft voor een cv? Misschien, bedacht ik me na de talkshow met Jan Hoek, zijn wij als schrijvende pers meer en meer onderdeel geworden van de kunstmarkt – zoals ook kunstenaars daar toenemend onderdeel van zijn geworden. Waren veel kunstenaars in de jaren zeventig gemotiveerd door idealisme en bleven ze weg van commercie, nu is een maatschappelijk-economisch idee van succes veel meer leidend geworden. Die opvatting over succes, daar spelen wij ook een rol in.

Ook heeft kunstkritiek op een andere manier invloed op het succes van het kunstenaarschap, doordat kunstenaars zelf veel taliger zijn geworden. Ze bedienen zich van teksten om hun werk mee te versterken. Dat die kunsttaal zo veel verder is gekomen dan de kunstpagina’s in de krant of een tijdschrift is in zekere zin een succesverhaal: het gaat om de emancipatie van de kunstenaar en om de toegankelijkheid van de kunst. De kunstenaar verwoordt wat hij vindt en denkt, net zoals de rest van de mensheid dat ook in toenemende mate doet. Dat mensen zich een mening vormen en niet meer klakkeloos aannemen wat iemand in de krant schrijft, betekent dat ze de kunst omarmd hebben zoals dat vorige eeuw zo’n groot streven was. Als je ergens van houdt, mag je er ook een mening over hebben. Dat is een devaluatie van het oordeel van de recensent, maar het is ook winst.

Sandra Smets is kunstcriticus bij NRC Handelsblad. Zij schreef dit essay naar aanleiding van de AICA Salon "Ik schrijf alleen over iets dat ik goed vind" (28-11-16), waar zij te gast was en in gesprek ging met Arjan Reinders over de gevolgen van de zogenoemde één-ster-recensie.