Zwervend tussen zelf en ander: Ruby Swinney in AKINCI

Ruby Swinney, Concerning Plants, 2021.

In de landschappen die Ruby Swinney schildert gebeurt iets vreemds. Te midden van paarse, oranje, blauwe of groene werelden straalt er van menselijke silhouetten een wit licht af. Hoewel de landschappen en architectuur herkenbaar zijn, is er verder niet veel context om de beelden te duiden. De oplichtende figuren wandelen door een tuin of dobberen in een lelievijver, maar hun gender of leeftijd blijven ongewis. De tentoonstellingstitel The Distance Between Us wijst er al naar – we herkennen iets van onszelf in Swinneys figuren, maar kunnen ons nooit daadwerkelijk in hen verplaatsen. Het spookachtige licht dat van hen afstraalt maakt ze ongrijpbaar. Verschijnen ze, of verdwijnen ze juist? Dat constante proces van ‘wording’ confronteert ons niet alleen met onze afstand tot het kunstwerk, maar ook met een meer fundamentele vraag. Waar houdt het zelf op te bestaan, en waar begint het domein van de ander? 

Ruby Swinney (1992) is een Zuid-Afrikaanse kunstenares met Kaapstad als thuisbasis, waar ze ook afstudeerde aan de Michaelis School of Fine Arts in 2015. Voorafgaand aan haar tentoonstelling in de Amsterdamse galerie AKINCI waren haar schilderijen al in verschillende Zuid-Afrikaanse galeries te zien. Hoewel Swinney afstudeerde als schilder profileert ze zich de laatste tijd ook als graficus. De tentoonstelling The Distance Between Us geeft inzicht in die laatste ontwikkeling. 

‘Negatieve ruimte’ speelt een belangrijke rol in Swinneys werk. Aangebrachte verf wordt met wattenstaafjes weggewreven waardoor het lege doek weer tevoorschijn komt, en er een figuur te zien is. Net zoals in een prent is de voorstelling dus juist zichtbaar doordat er ruimte leeg wordt gelaten. Maar anders dan in de prentkunst zijn haar werken handgeschilderd – en groot, enorm soms. Aan een donkergroene wand van AKINCI hangt een bijna drie meter breed werk bestaande uit panelen als in een altaarstuk. Het donkerpaars gekleurde Concerning Plants (2021) hangt op ooghoogte en niet hoog zoals in een kerk. Het toont een beeld van wilgen die een spiraalvormig plein overgroeien. Vier paneeltjes met lichtgevende menselijke silhouetten flankeren het geheel. Als toeschouwer leg je niet je hoofd in je nek om ernaar te kijken, maar val je er langzaam in. 

Voor The Distance Between Us schilderde Swinney voornamelijk op dunne zijden doeken. De glanzende textuur van die ondergrond weerkaatst het daglicht, daar waar de verf weg is gelaten. Enkele werken, zoals In Too Deep (2020), zijn met dezelfde olieverf op dun papier geschilderd en daardoor minder diep van kleur dan de werken op zijde. De oever van het meer in In Too Deep lost aan het kader van het werk langzaam op in het wit. Als in een droom zijn de randen van het tafereel niet ‘af.’ Dat is anders dan in de diepere kleuren en meer dramatisch verlichte werken op zijde: neem bijvoorbeeld het koel blauwe Fruit (2021), waar een nevelig figuurtje een mango uit een boom plukt. De donkere lagen verf aan de rand van het doek werken toe naar het steeds lichter wordende middelpunt van de mangoplukker, die licht afsteekt tegen een donkere omgeving zoals in een fotonegatief.

Swinneys ‘schilderen met licht’ vertoont veel overeenkomsten met fotografie. De witte figuren lijken op fotogrammen; foto’s gemaakt zonder camera. Een fotogram ontstaat wanneer er voorwerpen op lichtgevoelig materiaal worden gelegd en na verloop van tijd een negatieve afdruk achterlaten. De vormen die het licht blokkeren en daardoor als witte straling zichtbaar worden, doen denken aan de lichtgevende figuren die van Swinneys doeken afstralen. Het verschil is dat het tijdsverloop van het maakproces bij haar wél te zien is, in de toets van het wattenstaafje in de verf. 

Het gebruik van blootstelling komt ook op een andere, meer abstracte manier terug in veel van de werken in de expositie. Dat gebeurt via een vaak voorkomende combinatie van planten en architectuur die Swinney schildert. In Conservatory (2019), een turquoise zesluik dat wederom geassembleerd is als altaarstuk, slingeren takken en lianen vanuit een donkere wirwar naar beneden uit het dak in het interieur van een glazen kas. De kas is al zo lang blootgesteld aan het vergaan van de tijd en de elementen, dat er tussen de kronkelende takken en glazen wanden een andere, tijdloze ruimte is ontstaan. Daarin spookt het verleden: de natuur die er al lang voor de kas was en er nog lang na zal zijn, benadrukt de kwetsbaarheid van het door mensen gemaakte bouwwerk.

Aandacht voor de dualiteit van licht en donker, of mens en natuur, is uiteraard geen obscuur concept. Swinney boort deze thematiek aan vanuit haar affiniteit met antroposofie en de grondlegger daarvan, Rudolf Steiner. Met die wetenschap vallen er wat dingen op hun plek: het gebruik van felle kleuren, de zichtbare ‘ziel’ van de figuren, en het religieuze tintje waar veel van de grotere, altaar-achtige werken van doordrongen zijn. De antroposofische associatie met de spiritualiteit van kleur en het bestaan van een zielenrijk komt wel heel vaak voor, en geeft voornamelijk in de kleinere werken met een enkele figuur wat veel van hetzelfde. Maar de grotere schilderijen zoals Conservatory of Concerning Plants zijn te complex en spannend. Daar is de aanwezigheid van de natuur het sterkst, maar Swinney stopt niet bij het idee van de natuur als iets subliems en overweldigends. Haar menselijke figuren zijn geen hulpeloze slachtoffers van deze krachten, noch proberen ze die met heroïsche daden te overkomen. Wandelend tussen de bomen, wadend door het water, of tijdens het plukken van fruit zijn ze met hun lichtgevende ‘ziel’ simpelweg zichtbaar als mens. Met dit soort passerende momenten en kleine gebaren verandert de afstand tussen zelf en ander in iets kwetsbaars, iets persoonlijks, en voelt juist daardoor ook meer van belang.

Als we van het meer moderne idee uitgaan dat verschil tussen zelf en ander volledig contextgebonden is, en niet in absolute waarheden gevat kan worden, wat gebeurt er dan als de kunstenaar die context vervaagt? In Swinneys werk is het enige absolute het verloop van de tijd, te herkennen aan de takken en wilgen die alsmaar verder blijven groeien. In plaats van door grote, romantische gebaren te schilderen, benadrukt ze dat verschil door de context te zoeken in ervaringen die wij allemaal delen: het opzoeken van de natuur. De titel The Distance Between Us benoemt daarmee, op een verrassend hedendaagse manier, hoe Swinney op een intieme schaal zo’n enorm thema uit de kunstgeschiedenis en filosofie benadert. Er is niet alleen een kloof tussen toeschouwer en schilderij, maar ook een tussen de mensen binnen de werken. Swinneys zone tussen verdwijnen en verschijnen creëert een permanente staat van wording die voelbaar is door de hele galerie.

De tentoonstelling 'The Distance Between Us' was van 24 april tot 5 juni 2021 te zien in galerie Akinci in Amsterdam.

Deze tekst is geschreven in het kader van het AICA-mentorschap