Sonsbeek 10 toont momenten van het artistieke proces

In NRC Handelsblad van 20 juni jl. recenseerde Lucette ter Borg de tentoonstelling Sonsbeek 2008. Zij constateerde een discrepantie tussen het uitgangspunt van curator Anna Tilroe en het uiteindelijke resultaat in de tentoonstelling: 'In het geval van Tilroe en Sonsbeek 10 is er van de droom van het begin niet meer overgebleven dan een handvol kruimels'. Marga van Mechelen plaatst kanttekeningen bij Ter Borgs recensie. 

Ningen Kakuho, Sonsbeek 10, 2008

 

 

 

 

 

Yasue Maetake: Ningen Kakuho, Sonsbeek 10, 2008

 

Door Marga van Mechelen

Het geloof in de kunst is lang niet iedere kunsthistoricus of kunstcriticus gegeven. Dat geloof vind je vaak eerder bij mensen uit het bedrijfsleven, bij politici en het kunstminnende publiek. Natuurlijk vind je het ook bij tentoonstellingsmakers, maar zelden wordt dat breed geëtaleerd of tot hoofddoel van een tentoonstelling gemaakt. Dat ligt anders in Arnhem, waar onlangs de Sonsbeektentoonstelling van start ging, voorafgegaan door een processie in de binnenstad. Tentoonstelling, processie en het concept van de curator Anna Tilroe werden door Lucette ter Borg in het Cultureel Supplement van 20 juni besproken.
Hoe benader je een project waar het geloof in de kunst, het geloof in het artistieke en algemeen menselijke streven naar grootsheid centraal staat? Waar reken je het op af? Bij Lucette ter Borg is dat duidelijk: de mate waarin het oorspronkelijke plan gerealiseerd is en de mate waarin de werken van de kunstenaars passen in het concept. Het kan ook anders.
Als kunsthistoricus die meerdere malen over de geschiedenis van de Sonsbeektentoonstelling heeft geschreven en als drager van een van de kunstwerken bekijk ik deze editie tweeledig. Meer objectief door haar te zien in het licht van de al weer bijna zestig jaar lange traditie, en vooral het lot van de laatste 37 jaar, de vijf edities die ontwikkelingen in de hedendaagse kunst toonden op een wijze die telkens vele, en vaak negatieve reacties uitlokte. Meer subjectief door mij als gildelid te engageren met deze tentoonstelling, waarvan de processie een essentieel onderdeel uitmaakte. Hoewel ik eerder geneigd ben mij te scharen onder de meer sceptische critici en aanvankelijk moeite had met de pathetiek van de terminologie rond Sonsbeek 2008 (grootsheid, grandeur, processie etc.) heb ik gaandeweg ervaren hoe deze woorden een nieuwe invulling kregen en daarmee tegelijk hun tekort lieten zien.
Sonsbeek 2008 heeft twee doelen, die te lezen zijn op de website: kunstenaars gelegenheid geven het streven naar menselijke grootsheid te verbeelden en de samenleving te betrekken bij kunst. Ter Borg noemt ruim vijftien ingrediënten van Anna Tilroe’s droom en suggereert dat van die droom, afgemeten aan die ingrediënten, weinig is uitgekomen. Maar is dat zo?
Als bij elke tentoonstelling moet een curator op een gegeven moment aan de kunstenaar zijn vertrouwen geven en de ruimte om zijn idee te realiseren. Dat moment verschilt per curator en is ongetwijfeld van invloed op de mate waarin in het kunstwerk nog de hand (de droom) van de curator te herkennen is. Het is aan de criticus om het werk dat uiteindelijk te zien is, te beoordelen op zijn intrinsieke kwaliteiten of op de vertaling van het concept van de curator, al dan niet gezien in het licht van het huidige kunstdiscours. Daar wil ik me niet in mengen. Wel wil ik attenderen op iets wezenlijk anders dat speelt bij het tweede doel van dit Sonsbeekproject: de samenleving betrekken bij kunst. In het verleden was dit in Arnhem maar zelden gelukt, in weerwil van de bedoelingen van de curatoren. Het stadsbestuur had telkens gezocht naar curatoren en concepten die een antwoord hadden op het echec van de vorige editie. Dat gold vooral na die van 1971 en 1993. Daarin verschilt de aanloop naar deze Sonsbeektentoonstelling niet van de vorige. Wat wel anders is, is het concept, dat het betrekken van de samenleving bij kunst tot speerpunt maakt en daarvoor een tot op heden zelden gebruikt instrumentarium inzet: de processie. Van dichtbij heb ik kunnen waarnemen dat inderdaad geregeld concessies gedaan moesten worden, wat in de ogen van Ter Borg onvergefelijk is, maar ook hoe makkelijk Tilroe zich daarover heen zette, juist om haar doel te kunnen bereiken. Hoe creëer je commitment, hoe maak je mensen enthousiast voor het gebeuren, voor het kunstwerk dat ze dragen, voor de processie en de tentoonstelling als geheel? Niet door krampachtig aan je oorspronkelijke plan vast te houden, maar door mensen de ruimte te geven, door goed te luisteren, door te investeren in het proces en dat proces te waarderen. Dat heeft veel opgeleverd. Bijna duizend dragers die zich betrokken hebben getoond bij ‘hun’ werk en ‘hun’ kunstenaar, tienduizenden langs de kant van de straten die het bijzondere karakter van deze stoet wisten te waarderen en de kunstenaars die herhaaldelijk hebben laten weten dat het appèl dat op hen gedaan werd een ongekend positieve ervaring was. Tilroe is er wat mij betreft in geslaagd om de drempel van de kunst te verlagen, zoals Jan Hoet dat eerder deed met Chambres d ‘Amis, dat vooral is bijgebleven als een reeks van intense ervaringen. Daar worden de kunstwerken niet beter door, daar verandert de rol van de kunst in de samenleving niet meteen door, maar het laat een herinnering na van een moment waarop je beter inzicht hebt gekregen in het artistieke proces en de betekenis van op zijn minst enkele kunstwerken.

Het artikel van Lucette ter Borg is te lezen op http://www.sonsbeek2008.nl/read/nl/sidenav/pers 

 

Â