Feestelijke uitreiking AICA Oorkonde 2011 in Van Gogh Museum

AICA Nederland heeft 16 december de AICA Oorkonde 2011 uitgereikt aan het Van Gogh Museum voor Van Goghs brieven. De kunstenaar aan het woord (9 oktober 2009 – 3 januari 2010). De jury roemde de hedendaagse manier waarop de kunstwerken, de brieven en andere bronnen aan elkaar werden gekoppeld. "Het jarenlange onderzoek heeft geresulteerd in een monumentaal, multidisciplinair boekwerk. Door de ambitieuze multimediale aanpak werd dit onderzoek ook nog eens op een innovatieve manier gepresenteerd. Met het gebruik van andere nieuwe media is dit brievenproject een voor Nederland voorbeeld stellend project geworden." De expositie werd samengesteld door het Van Gogh Brieventeam Leo Jansen, Hans Luijten en Nienke Bakker. Ontwerper Wim Crouwel tekende voor de vormgeving van de tentoonstelling.

Axel Rüger, directeur van het Van Gogh Museum, zegt in een reactie: “Het winnen van de prestigieuze AICA Oorkonde is door het Brieventeam met veel enthousiasme ontvangen. Dit unieke onderzoeksproject, gaf door middel van de tentoonstelling mensen de kans om op een unieke manier de kunstenaar Vincent van Gogh van dichtbij te beleven. Ik ben heel trots op de erkenning die deze bijzondere tentoonstelling en het team erachter krijgt.”

Robert-Jan Muller, voorzitter van AICA Nederland, benadrukte in zijn toespraak, dat de toekenning niet alleen een erkenning van kunstcritici is; veel leden van AICA zijn tevens werkzaam in musea als conservator of directeur, of werken als (free-lance) tentoonstellingsmaker. De toekenning is dus tevens een erkenning vanuit de beroepspraktijk.

Hans Luijten, Nienke Bakker, Wim Crouwel, Axel Rüger, Leo Jansen, Robert-Jan Muller

Met een opkomst van zo'n 50 gasten werd de uitreiking goed gezocht door zowel AICA leden als relaties van AICA. De jury bestond uit Robbert Roos, Ingrid Commandeur en Kees Keijer. In zijn laudatio ging Dr. Jos ten Berge, docent kunstgeschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam, in op het verschijnsel van geestelijke instabiliteit van zowel kunstenaar als beschouwer.