Even voorstellen… Sandra Smallenburg

Onder de leden van AICA Nederland bevinden zich onder meer kunsthistorici, curatoren, academici en schrijvers. Wie zijn zij? Waar zijn zij mee bezig? Graag stellen we ze aan jullie voor. Met vandaag: Sandra Smallenburg.

Sinds 1997 ben jij kunstcriticus voor NRC Handelsblad. Wanneer schreef jij jouw eerste stuk over kunst?
Tijdens mijn studie kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Leiden (1991-1996) genoot ik van het schrijven van werkstukken. Voor mijn scriptie startte ik een onderzoek naar vrouwelijke videokunstenaars en schreef daarover mijn eerste stuk voor Decorum, het universiteitsblad. Na mijn studie werkte ik enige tijd voor Het Leidsch Dagblad, waarna ik al snel aan de slag kon bij het NRC.

Waar geniet je het meest van in je baan en wat vind je het moeilijkst?
Het meest geniet ik van het op pad gaan om kunst te bezichtigen. Ik maak graag internationale reizen. Zo vloog ik recentelijk naar Athene om daar verslag te doen van Documenta 14 en ik vertrek binnenkort naar de Biënnale van Venetië- dat zijn echt de krenten in de pap. Wat ik het moeilijkst vind aan mijn baan is de beperkte ruimte die er is in de krant. Terwijl het aanbod aan exposities steeds groter wordt, neemt de ruimte op papier af. Je kan dus slechts het topje van de ijsberg laten zien. Ik doe mijn best om zo veel mogelijk kleine initiatieven een kans te geven, maar dit is niet altijd mogelijk.

In november organiseerde AICA een AICA Salon met Sandra Smets over de zogenaamde één-ster-recensie. Hoe sta jij hier tegenover?
Zelf schreef ik nooit een één-ster-recensie. Desalniettemin herinner ik me dat ik, toen ik net begon met schrijven, een vernietigende recensie heb geschreven over een overzichtstentoonstelling van Matthijs Röling in Museum de Buitenplaats in Eelde. Ik ontving veel ingezonden brieven met hevige kritiek van verzamelaars. Tegenwoordig maak ik scherpe keuzes bij de voorselectie van tentoonstellingen waardoor ik meestal schrijf over veelbelovende tentoonstellingen die vaak vier of vijf sterren krijgen.

In 2015 verscheen jouw eerste boek Expeditie land art. Hoe is dit boek tot stand gekomen en is het je bevallen om een boek te schrijven?
Uitgeverij De Bezige Bij benaderde mij om een boek te schrijven over een zelfgekozen onderwerp. Het was een lang gekoesterde wens om een road trip te maken langs land art-werken in Amerika. Ik vroeg onbetaald verlof aan bij de krant en dankzij een bemiddelaarssubsidie van het Mondriaan Fonds kon ik vijf weken met een jeep op reis door het zuidwesten van de VS. Ik heb het boek met veel plezier geschreven, maar de combinatie van een fulltimebaan en het schrijven van een boek is mij wel zwaar gevallen. In 2015 had ik nauwelijks een sociaal leven. Zo'n bevalling hakt er wel even in. Maar inmiddels broeien er wel weer ideeën voor de toekomst.

Daarnaast ben jij ook mentor voor de Prijs voor Jonge Kunstkritiek?
Ik ben een groot voorstander van de Prijs voor Jonge Kunstkritiek en draag graag mijn steentje bij om de jonge generatie te motiveren. Zo hielp ik de afgelopen twee edities winnaars Laurens Otto en Brenda Tempelaar met onder andere het redigeren van teksten.

Welke kunstinstelling, tentoonstelling of publicatie is je recentelijk opgevallen en waarom?
In Foam zag ik laatst Los Alamos van William Eggleston. Ik was erg onder de indruk van zijn fotos van het diepe zuiden van de VS. Het is een gebied waar ik zelf ook veel heb gereisd. Kijkend naar die vroege kleurenfotos van motels, diners, billboards en uithangborden, die Eggleston op haast terloopse wijze vastlegde, voelde ik diepe heimwee.