Bekendmaking nominaties AICA Oorkonde 2017

Met trots maakt de jury van de AICA Oorkonde 2017 bekend drie tentoonstellingen genomineerd te hebben die excelleerden in de periode 2014, 2015 en 2016:

: gerlach en koop in het Bonnefantenmuseum te Maastricht in 2016

A year at the Stedelijk: Tino Sehgal in het Stedelijk Museum Amsterdam in 2015

Jheronimus Bosch – Visioenen van een genie in het Noordbrabants Museum te ’s-Hertogenbosch in 2016

Citaten uit de jurynominatie:

: gerlach en koop
De tentoonstelling droeg de opzettelijk onuitspreekbare titel : en was samengesteld door, en met werk van kunstenaarscollectief gerlach en koop. Het was een bijzondere totaalinstallatie die een eigenzinnig licht wierp op het inzetten van een museumcollectie. De tentoonstelling was buitengewoon inspirerend door de manier hoe het collectief de museumcollectie als materiaal gebruikte voor eigen werk en door wijze waarop ze nieuwe en potentiële verhalen over de collectie weten te genereren.

A year at the Stedelijk: Tino Sehgal
Door de tentoonstelling een jaar lang aan te bieden, kon een veel grotere groep museumbezoekers kennismaken met de performances van Tino Sehgal. Dit engagement in organisatie en investering is uitzonderlijk, het ontwikkelen van dit nieuwe tentoonstellingsconcept voor performancekunst door het museum bewonderenswaardig. Sommige werken lieten de toeschouwer in gesprek gaan over kunst. Met dit retrospectief haalde het Stedelijk performancekunst definitief uit de elitaire niche.

Jheronimus Bosch – Visioenen van een genie
De tentoonstelling toonde 17 van de 24 bekende schilderijen van Bosch, plus twintig tekeningen. Dat is niet eerder vertoond en ook een herhaling is zeer onwaarschijnlijk. Het is opmerkelijk dat zo’n prestatie is geleverd door een provinciaal museum met beperkte financiële middelen en een totaal gebrek aan wisselgeld in de vorm van internationaal aantrekkelijke bruiklenen. Met het aanbieden van tekst en animaties kon het werk met een aangescherpte en gerichte blik worden bekeken en kregen overbekende schilderijen iets fris.

De nominaties werden samengesteld door de juryleden Edo Dijksterhuis, Laura van Grinsven en Joke de Wolf. De leden van AICA Nederland stemmen op de nominatie van hun voorkeur en de bekendmaking van de winnaar vindt plaats in september 2017.

De AICA Oorkonde wordt jaarlijks wisselend toegekend aan een publicatie, een instelling en een tentoonstelling.

Lees hieronder het volledige juryrapport.

Inleiding juryrapport
Zelfs na jaren van stringente bezuinigingen kent Nederland nog steeds een jaloersmakend groot en rijk tentoonstellingsaanbod. Gecureerde presentaties zijn niet beperkt tot conventionele musea maar vinden ook plaats in galeries, kunstenaarsinitiatieven en cultuurhuizen, op beurzen, in de vorm van tijdelijke beeldenroutes of festivals, en als interventie op ongebruikelijke plekken. Geen medium of discipline wordt overgeslagen. En ook qua vorm is er flink wat diversiteit. Een tentoonstelling kan een meerjarig onderzoeksproject zijn, tot stand komen in samenspraak met het publiek of zelfs de vrijheid opeisen om pas in de loop van de tijd te worden ingevuld.

Meer dan ooit stellen tentoonstellingsmakers zich de vraag: wat is een tentoonstelling eigenlijk of wat zou zij moeten zijn? Om direct daarna de rol van de tentoonstellende instelling te bevragen. En die van de kunst.

Zelfs bij blockbusters, die soms meer gedreven lijken door het beleid van de afdeling city marketing dan een artistieke vernieuwingsdrift, wordt steeds vaker gezocht naar iets extra’s. Er wordt onderzoek gedaan of gezocht naar ongebruikelijke invalshoeken. In toenemende mate wordt er ook nagedacht over manieren om de vaste collectie in te zetten. Dat kan zorgen voor hernieuwde zichtbaarheid van en waardering voor de stukken, die vaak gelden als raison d’être van instituten maar op eigen kracht niet afdoende publiek weten te trekken.

Dat kan helaas ook leiden tot banalisering van de aard en kracht van de kunstwerken, met name wanneer – in de zucht naar hogere bezoekersaantallen – wordt overgegaan tot het minimaliseren van (wetenschappelijk) inhoudelijke toelichting en het aantrekken van gastconservatoren of zelfs kunstenaars die hun bekendheid expliciet niet te danken hebben aan hun kunsthistorische kennis. Ook het inzetten van grote namen voor een ‘must see tentoonstelling’ zonder dat de werken opnieuw in de actualiteit geactiveerd worden, levert weinig op. Dit gebeurt vooral bij privécollecties, die een steeds grote stempel beginnen te drukken op het museum- en tentoonstellingslandschap.

Opvallend is dat de meest innovatieve initiatieven plaatsvinden bij de kleinere instellingen. Die omarmen het experiment en tonen lef door vormen en combinaties uit te proberen waarvan de kans bestaat dat ze mislukken. Het is jammer dat juist deze ‘onderzoeksafdeling van cultureel Nederland’ de laatste jaren financieel onder druk staat. Zonder die voeding van onderaf zou het tentoonstellingsaanbod er een stuk saaier uitzien. Maar ook nu al is het effect van beperkte financiële slagkracht zichtbaar. Ondanks goede intenties komen interessante experimenten niet altijd uit de verf.

De jury van de AICA Oorkonde 2017 wil tentoonstellingsmakers dan ook oproepen om vooral te blijven experimenteren. Om zichzelf, de kunst en de bezoeker te blijven bevragen over de onmisbare rol van beeldende kunst in de samenleving. En daar nieuwe tentoonstellingsvormen uit te destilleren die ons net even anders, beter, laten kijken.

De drie genomineerden, in alfabetische volgorde:

:
GERLACH EN KOOP
15 april t/m 27 november 2016 in Bonnefantenmuseum, Maastricht
Uitgenodigd door curator: Paula van den Bosch
Catalogus: in afwachting

De tentoonstelling met de opzettelijk onuitspreekbare titel :, samengesteld door en met werk van kunstenaarscollectief gerlach en koop, was een bijzondere totaalinstallatie die een eigenzinnig licht wierp op het inzetten van een museumcollectie. Hoewel met een diepe buiging, misbruikte het collectief de gekozen werken en maakte ze zonder blikken of blozen tot onderdeel van hun eigen praktijk.

Zowel collectiestukken als eigen werken werden in en tegen andere aan geplaatst, of als nieuwe installatie gepresenteerd. Zo stond een middeleeuws houten beeld van Johannes de Evangelist, met beugels aan de muur vastgeklonken, met de rug naar het publiek gekeerd. Het boek in zijn handen was voor een gat geplaatst en vanaf de andere zaal duidelijk zichtbaar.

Typisch voor gerlach en koop, worden daarbij de woorden waarmee we dingen normaliter herkennen en betekenis geven, losgezongen van die dingen. Dat wil niet zeggen dat het resultaat betekenisloosheid is. Het is een opening waardoor we kunnen bevragen hoe we de dingen – vaak zonder nadenken – duiden en ordenen. Het resultaat is dat we preciezer vragen kunnen stellen, dat is wat zich uitlegt achter de dubbele punt.

De tentoonstelling herhaalde steeds de vraag: hoe een collectie te tonen, dan wel niet te tonen? Zo was het geluid van de video Shoe Shine van Francis Alÿs te horen in de zalen, maar was het beeld niet te zien. Dat draaide buiten het zicht van het publiek in de meldkamer van het museum – zo was te lezen.

Alle tentoonstellingsrandvoorwaarden zoals persteksten, zaalteksten, vormgeving en de museumomgeving zijn de tentoonstelling binnengeloodst als materiaal voor werk. Een fietsenreling, normaliter buiten bij de zijingang van het museum te vinden, pronkte in de grote zaal. Na de tentoonstelling is het geval weer teruggeplaatst en verdwenen uit de collectie. Ook realiseerden gerlach en koop voor het eerst in het Bonnefantenmuseum de muurschildering Niet gemakkelijk (1993) van Lily van der Stokker, waarvan ze in het depot de tekening ontdekten. De eerdere aankoop van de tekening, betekent niet automatisch het eigenaarschap van de muurschildering. ‘Wat is een collectie dan?’ vroegen gerlach en koop zich af.

De tentoonstelling : van gerlach en koop is buitengewoon inspirerend door de manier hoe het collectief de collectie als materiaal gebruikte voor eigen werk en door wijze waarop ze nieuwe en potentiele verhalen over de collectie weten te genereren. Ook prijzen wij het inzicht van curator Paula van den Bosch die het collectief zoveel vrijheid gaf om de collectie op deze wijze te gebruiken.

Zaaloverzicht uit : gerlach en koop met werken van Lily van der Stokker, Ben Akkerman, gerlach en koop, Oscar Jespers, fietsenreling. Foto: Thomas Min

 

JHERONIMUS BOSCH – VISIOENEN VAN EEN GENIE
13 februari t/m 8 mei 2016 in Noordbrabants Museum, ’s-Hertogenbosch
Curator: Matthijs Ilsink, Jos Koldeweij, Charles de Mooij
Catalogus: aanwezig

We hebben de afgelopen drie jaar een ongebruikelijk groot aantal ‘once in a lifetime’-tentoonstellingen gezien, presentaties die misschien eens in de honderd jaar voorkomen. Maar Jheronimus Bosch – Visioenen van een genie stak er met kop en schouders bovenuit. Zeventien van de 24 bekende schilderijen van Bosch werden er getoond, plus twintig tekeningen. Dat is niet eerder vertoond en ook een herhaling is zeer onwaarschijnlijk.

Het is helemaal opmerkelijk dat zo’n prestatie is geleverd door een provinciaal museum met beperkte financiële middelen en een totaal gebrek aan wisselgeld in de vorm van internationaal aantrekkelijke bruiklenen. Het zegt veel over de diplomatieke gaven van directeur Charles de Mooij, die zijn museum op deze manier een nieuwe profilering en uitstraling heeft verschaft. En over de waarde van het Bosch Research and Conservation Project dat in de aanloop naar de tentoonstelling is opgezet. Ruim zestig werken werden onderzocht en een aantal gerestaureerd. Dit onderzoeksprogramma heeft nieuwe inzichten opgeleverd en één nieuwe toekenning: De Heilige Antonius uit het Kansas City Museum. De conclusie dat Prado-pronkstuk De Zeven Hoofdzonden niet van Bosch’ hand is, werd niet als ongemakkelijk onder het tapijt geschoven, ook al kwam het de relatie met de Spaanse partner, het Prado museum, niet ten goede.

Jheronimus Bosch – Visioenen van een genie trok meer dan 420.000 bezoekers in drie maanden tijd. Om aan de vraag te voldoen voerde het museum een onorthodox openingsbeleid in; in de laatste weken gingen de deuren open om 8 uur ’s ochtends en sloten pas om 1 uur ’s nachts. Door slim te werken met time slots en een uitgekiend tentoonstellingsontwerp van het Amsterdamse bureau Opera, kon iedere bezoeker uiteindelijk alle schilderijen rustig bekijken. In de rij voor een schilderij kreeg het publiek tekst en animaties aangeboden waardoor het echte werk met een aangescherpte en gerichte blik kon worden bekeken. Overbekende schilderijen kregen hierdoor iets fris, wat helemaal gold voor de negen uitmuntend gerestaureerde werken. Een goede thematische indeling en contextualisering met werk van navolgers en uit Bosch’ atelier zorgden voor een goede spanningsboog.

Ook de link met het hedendaagse ontbrak niet, hoewel die niet direct onderdeel was van de tentoonstelling. Onder de vlag Bosch Grand Tour vonden dertien op Bosch’ geïnspireerde tentoonstellingen plaats in zeven musea verspreid over vier steden. Daarmee werd Jheronimus Bosch – Visioenen van een genie boven het niveau van monografische tentoonstelling getild en de banden binnen museaal Brabant stevig aangehaald.

Jheronimus Bosch – Visioenen van een genie. Foto: Marc Bolsius

 

A YEAR AT THE STEDELIJK: TINO SEHGAL
1 januari t/m 31 december 2015 in het Stedelijk Museum, Amsterdam
Curatoren: Beatrix Ruf en Martijn van Nieuwenhuyzen
Geen publicatie.

Het Stedelijk Museum Amsterdam presenteerde in 2015 de eerste overzichtstentoonstelling van performancekunstenaar Tino Sehgal. Gedurende twaalf maanden waren er steeds twee of meer van zijn performances te zien in het museum, soms in speciaal daartoe leeggeruimde zalen, vaker in zalen waar de vaste collectie te zien was. De tentoonstelling begon en eindigde met het werk uit eigen collectie, Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things uit 2000, daartussen waren zestien andere werken te zien.

Performancekunst is sinds de volwassenwording van het medium in de jaren zeventig niet meer weg te denken uit de hedendaagse kunst. Toch blijft het, gezien de noodzakelijkheid van de aanwezigheid van de performers, een kunstvorm die vooral kenners bereikt – het 11/12/13/14 rooms-project van Klaus Biesenbach en Hans Ulrich Obrist is daarop een zeldzame uitzondering. Door de tentoonstelling een jaar lang, gedurende de volle openingstijden van het museum, aan te bieden, kon een veel grotere groep museumbezoekers kennismaken met de performances van Tino Sehgal. Dit engagement in organisatie en investering is uitzonderlijk, het ontwikkelen van dit nieuwe tentoonstellingsconcept voor performancekunst door het museum bewonderenswaardig.

De locatie en uitvoering in het Stedelijk was weliswaar niet altijd de meest geschikte voor de afzonderlijke werken, maar het publiek kon wel – als het dat wilde – iedere maand een of meer nieuwe werken zien en zo over een langere periode kennismaken met het oeuvre van Sehgal.

Zo’n intensieve aanwezigheid van een kunstenaar had een (te) groot stempel op de algemene museumervaring kunnen drukken. Het tegendeel bleek het geval. Vanwege de voorwaarden die Sehgal stelt aan zijn werk – geen fotomateriaal, geen schriftelijke aankoopovereenkomst of aankondiging in het museum – werden bezoekers vaak verrast door het werk. Bovendien lieten sommige werken, zoals This is progress en This is critique, de toeschouwer in gesprek gaan over kunst, iets wat zelden op zo’n subtiele en tegelijk effectieve manier gebeurt in musea.

Opnieuw vanwege de eisen van de kunstenaar kon de tentoonstelling niet worden begeleid door een catalogus. Het museum heeft die omissie overtuigend opgevangen door het organiseren van een aantal bijeenkomsten met de kunstenaar en andere experts en het plaatsen van een aantal achtergrondverhalen op de website.

Met dit retrospectief haalde het Stedelijk performancekunst definitief uit de elitaire niche, en dat is een uitzonderlijke, prijzenswaardige prestatie.

2 thoughts on “Bekendmaking nominaties AICA Oorkonde 2017